D66 een beginselpartij? Tussen ideologie en pragmatisme
Waar geloven wij als D66ers echt in? Wat zijn onze
kernwaarden? Wat onderscheidt ons precies van socialisten, klassieke liberalen
en confessionelen? Wat is ons wereldbeeld van waaruit wij handelen? Dergelijke
vragen hoor ik steeds vaker. Maar het zijn voor een liberale partij verkeerde
vragen. Een liberale partij kan geen beginselpartij zijn. Daarover gaat het
volgende.
De sociaal-liberale partij D66 is ooit opgericht uit onvrede
met de grote ideologieën die het politieke landschap bepaalden: het socialisme
dat vertrouwt op de ordening door de staat, het liberalisme dat de staat juist
klein wil houden en op de markt vertrouwt, en het christelijke denken dat
normen, waarden en de gemeenschap benadrukt. De verkaveling van de politiek
langs de lijnen van links, rechts en confessioneel paste niet bij de complexe
werkelijkheid van de samenleving in 1966 en ik denk nog minder bij die van
2015. Tegenover de ideologieën van de dominante stromingen in de politiek
stelde D66 geen andere ideologie in de zin van een gesloten wereldbeeld met
vast omlijnde normen en waarden. Wel bood een positief en optimistisch
mensbeeld – je zou het humanistisch kunnen noemen – van meet af aan een
gemeenschappelijk fundament. Politiek bedrijven op basis van ‘geloof’ was D66
van meet af aan vreemd. Pragmatisme en handelen op basis van kennis stonden
voorop.
Deze combinatie van pragmatisme een humanistische
grondhouding en vertrouwen op kennis vormt nog steeds de kern van de D66-cultuur,
denk ik. Dat is ook de reden dat ik lid ben van deze partij. Juist met het
oprukkende populisme en roep om versimpeling van de politiek, is het goed dat
er een partij is die de complexiteit van de wereld serieus neemt en weet dat er
geen eenvoudige oplossingen zijn. Maar voor veel mensen, ook binnen D66 is dat
lastig. Hoe leg je uit wat je wilt, als je geen ideologie hebt waar jouw
politieke waarheid is vastgelegd? Hoe kies je in complexe situaties als er wel
veel tinten grijs, maar geen zwart en wit van goed en kwaad bestaan? Mensen
willen richting, zekerheid en duidelijkheid. Ook mensen binnen een
sociaal-liberale partij.
Als antwoord op deze behoefte aan richting zijn er pogingen
ondernomen om richting te bieden. We hebben zelfs een aantal richtingwijzers.
Toch een poging in de richting van een sociaal-liberale catechismus? Zo zou je
ze kunnen opvatten en dan zitten we op de verkeerde weg. Dan zouden we immers
in de illusie leven dat abstracte principes ons kunnen vertellen wat we moeten
doen. Dat is de illusie van ondernemingen die door het vaststellen van
kernwaarden van bovenaf de organisatiecultuur kunnen bepalen. De
conservatief-christelijke oorsprong van dit Amerikaanse gedachtegoed – denk aan
Covey – is zichtbaar in een nadruk op belijdenissen binnen een van bovenaf
opgelegd kader. Dat is natuurlijk niets voor liberalen. Wij vinden dat iedereen
zelf mag denken. Onze richtingwijzers kunnen niet vastleggen wat het rechte pad
is voor de gelovige sociaal-liberaal en zo moeten we ze dus ook niet gebruiken.
Ze bevatten elementen waar wij in de weerbarstige praktijk iets mee kunnen doen,
laten zien welke kanten we op kunnen. Eigenlijk vormen ze meer een kaart dan
een route. Op die manier opgevat zijn ze nuttig, dragen bij aan zinvolle
gesprekken. Ze moeten echter geen ideologie worden.
In een boeiende bijeenkomst over het boekje ‘Van opgelegde
naar oprechte participatie’ kwam heel mooi naar voren hoe groot de verleiding
is om toch weer te zoeken naar een gedeeld ‘geloof’, naar ideologie. Het boek
geeft drie manieren van ordening aan in de maatschappij: bureaucratie, markt en
relaties. Het ‘relatieprincipe’ is van toenemend belang als alternatief voor
van bovenaf regelen (bureaucratieprincipe) en vanuit eigenbelang handel drijven
(markt). Inderdaad ligt er een uitdaging voor D66 om de mogelijkheden van het
relatieprincipe te zien en te benutten, iets wat anderen vanuit andere
achtergronden (bijv. christelijke ideeën over gemeenschap) ook al doen. En D66 zou
er een invulling aan moeten geven die aanspreekt bij haar achterban. Tot op dit punt is het een vrij neutrale discussie over
verschillende manieren van organiseren. De discussie wordt echter al snel
ideologisch op het moment dat mensen het relatieprincipe als ‘goed’ en
bureaucratie als ‘slecht’ gaan benoemen. Dat gebeurde heel sterk in discussies
in deze bijeenkomst. Door deze ideologisering van de discussie ontstaan er al
gauw stereotypen: de socialist is altijd voor bureaucratie (de staat), de
conservatieve neoliberaal gelooft altijd in de markt en wij, D66, geloven in het
relatieprincipe. Wel aardig voor de marketing van de partij – het product
sociaal-liberalisme wordt herkenbaarder – maar desastreus voor een partij die
pragmatisch en op kennis gebaseerd wil zijn. Daar past geen geloof.
De filosoof Popper schreef, als reactie op de ellende die
grote ideologieën ooit hebben aangericht, het boek ‘The Open Society and its Enemies’. In D66 trekt mij aan dat we net als Popper hebben
begrepen dat ideologie en een open samenleving niet samengaan. Laten we die
lijn vooral vasthouden en de druk weerstaan in de richting van geloof en
ideologie. Goed dat er richtingwijzers zijn en dat er aandacht is voor het
relatieprincipe. Maar het handelen is altijd complexer dan de principes die we
met elkaar kunnen bedenken.
Comments
Post a Comment