Waarom managers niks leren op cursus
Iedereen op cursus
Iedere leidinggevende gaat regelmatig op cursus. Dat hoort
erbij. Daar hoort zij of hij de nieuwste ideeën over organisatie, reflecteert
onder leiding van deskundigen op de eigen stijl van leiderschap, oefent in
communicatie of krijgt zelfs uitstapjes in het gebied van spiritualiteit. Ik
heb hier heel lang met veel enthousiasme een rol in gespeeld en doe dat nog
steeds. Het ging mij er altijd om managers buiten hun vertrouwde kaders te
laten stappen, anders naar zichzelf en organisaties te kijken. En daarbij
bevind ik me in goed gezelschap: een grote groep praktijkgeoriënteerde
academici die aan lerende managers en lerende organisaties willen bijdragen. Ik
ben echter niet erg optimistisch over het effect van ons werk op het feitelijk
denken en functioneren van managers. Natuurlijk leert iedereen overal wel iets,
ook de managers die naar cursus komen, maar ik vermoed dat de meeste kennis die
wordt aangeboden niet tot de kern van het denken en het gedrag van de managers
doordringt. Misschien gebruiken managers de kennis vooral om hun bestaande
denken en handelen te verstevigen.
Taal voor de buitenkant
Managementcursussen bieden vooral ideeën die in mijn visie tot de ‘buitenkant van de organisatie’ behoren, om een term van Thijs Homan te gebruiken (Homan, 2006). Op cursus leren de deelnemers woorden te gebruiken waarmee ze een verbinding kunnen leggen met de betekeniswolk van hedendaagse managementconcepten, die op veilige afstand boven de warrige praktijk zweeft. Het gaat om ‘espoused theory’, manieren van denken waarmee we onszelf en anderen wijsmaken hoe we handelen, terwijl we in werkelijkheid andere routines volgen (De Man, 2003). De idealen van zelfsturing, open communicatie, transformationeel management en dergelijke kleuren het taalgebruik van de manager, maar het handelen blijft gestuurd door de wil om te winnen, de baas te spelen en zaken onder controle te hebben. Managementcursussen bieden taal waarmee managers verhalen kunnen vertellen over wat ze doen. Ze leren er doorgaans niet beter door handelen in de praktijk. Wie op cursus fraaie zaken over anders werken en organiseren heeft gehoord, zal terug in de werksituatie snel uit de managementdroom ontwaken. Machtsverhoudingen, taaie gewoontes en hiërarchie nemen de regie over. En managers hebben dat laatste onvoldoende in de gaten, zodat ze niet leren van hun fouten en hun opvattingen niet aanpassen.Theorie en praktijk: verleiden via ervaring
Dit transferprobleem is algemeen bekend onder opleiders. Om
managementtheorie in de praktijk te laten landen, is het niet genoeg om mensen
een goed boek te laten lezen of hen naar een college te laten luisteren. Nee,
je moet de betrokkenen verleiden om de kennis over te nemen door vanuit hun
ervaring te werken. Alleen iemand die vanuit die ervaring een behoefte voelt
aan nieuwe kennis, zal er immers gevoelig voor zijn. Dat is het dominante model
in de wereld van managementopleidingen geworden: een subtiele marketing van
nieuwe kennis door te suggereren dat de behoefte daaraan uit de deelnemers
zelf komt. Ook ik heb dit
‘ervaringsleren’ in mijn repertoire. Deelnemers aan cursussen vertellen
verhalen over eigen ervaringen, discussiëren daarover met andere deelnemers en
ontvangen commentaar en feedback van de docent, die tevens een koppeling maakt
met theoretische kennis.
Gevangen in beperkte ervaring
Over ervaring die je niet hebt, kun je niet nadenken. Dat is
nogal wiedes. En daar ligt het probleem van elk ervaringsleren. Ervaring is
niet wat we hebben meegemaakt, maar het verhaal dat we daar achteraf over
kunnen vertellen (Weick, 1979). Leren van ervaring is dus leren van onze eigen
verhalen. Verhalen zijn dubbel selectief: ten eerste zijn we selectief in de
waarneming – veel zien we niet – en ten tweede zijn we selectief in de
betekenissen die we geven aan wat we gezien hebben. Of je van ervaring kunt
leren, hangt af van hoe rijk die ervaring is in termen van waarnemingen en
betekenissen. Mijn observatie is dat veel managers een arme ervaringswereld
hebben, in de zin van selectieve waarnemingen en sterke vereenvoudiging van
interpretaties. Managers vereenvoudigen graag, leggen de nadruk op wat direct
te beheersen is en zijn doorlopend bezig met de bescherming van hun eigen
positie. Dat is niet bevorderlijk voor twijfel en een brede blik. Een wereld
die van de manager verwacht dat die doorlopend aan de bal is en controle heeft,
bevordert een defensieve houding (Argyris, 1991). En die bevordert leren niet.
Management en leren gaan slecht samen. Lerende organisaties zijn in de praktijk
een fictie. Daar ligt dan meteen de lastigste uitdaging voor
managementtraining. Managers zullen pas echt leren als ze buiten het defensieve
kader van beheersing en macht komen, maar ze zijn extreem competent om dit te
voorkomen. Er is geen reden dat ze die vaardigheid in managementcursussen kwijt
zouden zijn. Ook in de cases, groepsopdrachten en rollenspelen zullen zij de
managementillusie beschermen dat ze aan de bal zijn, overzicht hebben en
doorlopend weten wat ze doen. Cursussen die ideale modellen en perfecte
oplossingen verkopen, dragen aan die illusie bij; dat zorgt ervoor dat managers weinig leren
over hun eigen handelen in de weerbarstige praktijk. Vooral waar cursussen op
veilige afstand van de praktijk plaatsvinden – op de hei - , kunnen de
deelnemers in vrijblijvende gesprekken de confrontatie met de werkelijkheid uit
de weg gaan.
Een anti-leeromgeving
De context waarin managementcursussen worden gehouden, is
vaak niet bevorderlijk voor leren. Er
ontbreekt doorgaans een meetbaar criterium voor succes in termen van de
effectiviteit van managers. Het gevolg hiervan is dat niet de effectiviteit
wordt gemeten, maar de tevredenheid van de deelnemers (Gurdjian et al., 2014).
Vaak gaat het om het gevoel van de deelnemers direct na afloop van een cursus. Dit
is echter een slechte maat voor effectiviteit. Leren kan niet altijd leuk zijn,
al is pijn evenmin een criterium voor succes. Het beoordelen op tevredenheid na
afloop van de cursus kan risicomijdend gedrag van docenten bevorderen. In
plaats van de nadruk op het leerresultaat te leggen, concentreert een docent
zich op het gevoel in de groep, eventueel met steun van een facilitator die
doorlopend op het ‘groepsproces’ let. Daarmee komt de docent in een
afhankelijke positie terecht, wat de kans tot conformeren aan de groep
vergroot. En dit conformisme kan een autonome creatieve inbreng in de weg
staan. Trainers of docenten leren het spel mee te spelen en ontwikkelen
cursussen die meer plezierig dan uitdagend zijn voor de deelnemers (Gurdjian et
al., 2014). Het commerciële karakter van trainingsinstituten kan dit nog
versterken. De deelnemer wordt niet langer als student of pupil behandeld, die
iets moet leren, maar als klant wiens tevredenheid doorlopend moet worden
gemonitord. Dat kan de professionele, noodzakelijkerwijs asymmetrische relatie
tussen docent en de deelnemer verstoren.
Een andere leeromgeving
De setting waarin mensen tamelijk vrijblijvend met een
deskundige over hun praktijk praten is erg beperkt. Gelukkig zien we ook binnen
commerciële trainingsinstituten vormen die door de grenzen van dit model heen
breken. Mij lukt het soms ook. Op grond van het voorgaande verwacht ik dat
managers meer zouden leren als cursussen vanuit de volgende uitgangspunten
werden ontworpen.
· Sturen op
effect in termen van effectiviteit van gedrag; niet primair op
deelnemerstevredenheid;
· Verbreden van
de ervaringsbasis: directer koppelen aan de concrete praktijk; waar mogelijk
creëren van nieuwe ervaring;
· Verbreden van
de intellectuele basis: expliciet ter discussie stellen van de beperkingen van
gangbare managementwijsheid en het denken van de deelnemers; aanbieden van
alternatieve kaders vanuit wetenschap en filosofie.
Met deze uitgangspunten zouden we managementcursussen
serieuzer en uitdagender maken. Dat managers nu niks leren, is uiteraard niet
waar, maar het kan zeker beter.
Argyris, Chris (1991), Teaching smart people how to learn.
Harvard Business Review, May-June
Gurdjian, Pierre, Thomas Halbeisen & Kevin Lane
(2014). Why leadership development programs fail, McKinsey Quarterly, January.
Homan, Th. H. (2006). Wolkenridders: over de binnenkant van
organisatieverandering. Heerlen: Open Universiteit.
Man, Huibert de. (2003). Defensief gedrag in organisaties
doorbreken. M&O Tijdschrift voor Management en Organisatie, 12.
Weick, Karl E. (1979). The social psychology of organizing
(2d ed.). Reading, Mass.: Addison-Wesley Pub. Co.
Fantastic post, very informative. I wonder why the other specialists of this sector do not notice this. You must continue your writing. I'm confident, you have a great readers' base already!spirituele opleidingen
ReplyDelete