Waarom er geen leven is na de dood, deel 2

Mijn vorige verhaaltje wilde alleen laten zien dat het letterlijk nemen van 'een leven na de dood' tot ongerijmdheden leidt. Een fysiek voortbestaan, of iets wat daarop lijkt, is dus uitgesloten. Maar er zijn natuurlijk wel trucs om dat leven na de dood te redden. De belangrijkste is de uitvinding van de 'ziel'. Je hoort daar eigenlijk weinig meer over. Wie durft bijvoorbeeld nog van 'zielkunde' te spreken als hij psychologie bedoelt? Maar stiekem denken veel mensen dat ze toch een ziel hebben. De ziel is volledige immaterieel, onzichtbaar, ontastbaar. Er zijn nog wel eens mensen geweest die er een gewicht aan hebben toegekend en hebben vastgesteld dat iemand na het uitblazen van zijn laatste adem een paar gram lichter is, maar dat blijkt allemaal op slechte metingen te berusten. En trouwens, met het veronderstellen van de ziel krijg je toch weer het probleem of de ziel iets onveranderlijks is of met je mee evolueert. Heb ik dezelfde ziel als toen ik een baby was en niet eens wist dat ik er zelf was? Is mijn ziel intact als ik strakst dement ben als een deur? Laten we daar maar eens van uitgaan, maar dan weet ik niet wat het voor nut heeft om een ziel te hebben. Er blijft dan iets voortbestaan, maar ik merk daar zelf niets meer van. Leuk voor anderen die tussen de sterren kunnen wijzen en dan roepen: kijk daar zweeft Huibert, daar is Papa. Die ziel was nog interessant toen men dacht dat daarin het bewustzijn zat. Descartes moest wel zo'n ziel veronderstellen, omdat hij anders ruzie met de kerk zou krijgen met zijn theorieën over de mens die vooral over de lichamelijke materiële kant gingen. Hij zag de ziel als een soort gewichtsloos gas, dat op een ingenieuze manier de hersenen ingepompt werd om daar kennis te nemen van wat ogen, oren, neus en huid aan ervaringen hadden geregistreerd. Een mannetje van de radio, maar dan achter in ons hoofd. Er zit dus een stoffeloze ziel te kijken naar wat ons stoffelijk lichaam allemaal meemaakt. Deze voorstelling van zaken leidt tot ongerijmdheden, want hoe registreert dat onzichtbare mannetje dan, heeft die dan ook nog iets van hersenen of zo?. En de anatomische voorstellingen van Descartes kloppen aantoonbaar niet. Het is allemaal onnodige ingewikkeldheid. Het echte probleem is dat wij kennelijk uit materie bestaan die tot bewustzijn van zichzelf gekomen is. Onbegrijpelijk, maar het is niet anders. En als die materie niet meer bestaat, dan is ook dit bewustzijn weg. Verhalen van mensen die boven hun eigen lichaam hebben gezweefd, buitenlichamelijke ervaringen hebben en zo worden wel gebruikt om te bewijzen dat er toch een ziel bestaat. Ik ben bereid die te aanvaarden als ik ook verhalen hoor over de ervaring van een ziel die nog niet in een lichaam zit, bijvoorbeeld mijn eigen ziel voordat die in mijn lichaam werd geplaatst. Helaas heb ik daar weinig herinneringen aan.

Kortom, de ziel als een stoffeloze werkelijkheid die ons lichaam 'bezielt', is een wat onhandige hulpconstructie om over het bewustzijn te kunnen praten zonder dat we daar een betere taal voor hebben. In die zin heb ik er ook niets tegen. Ik wil ook best weten wat jou 'bezielt' en daarmee duid ik dan op de hogere processen van bewustzijn die zich in jouw lichaam afspelen.

De ziel, maar ook beelden als het hiernamaals, eventueel te verdelen in hemel en hel, betreft een taal die we nodig hebben om het onuitsprekelijke te benoemen. Al zei Wittgenstein dan dat we onze mond moeten houden over dingen waarover we niet kunnen praten - waarmee hij het overigens over een logische noodzakelijk had en niet over een morele verplichting - kennelijk hebben we dat soort woorden nodig om over het onbegrijpelijke feit te praten dat we bewust zijn, leven en ooit dood zullen zijn, dat mensen die ons nu aankijken straks als een levenloze bonk nutteloze materie de oven in gaan of de kist. Dat is allemaal niet te vatten. En er is niets tegen een beeld van een hemel waar die overledenen verblijven en met God zitten te chillen of een hel waarin je met name je meest gehate collega's en familieleden nog eens ziet kermen van de pijn. De Boeddhistische gedachte van zielen die van lichaam verhuizen, geeft weer andere mogelijkheden, al was het maar dat je je chef nog eens in een mug ziet veranderen die je dan kunt doodslaan, wat overigens juist weer niet mag van dit geloof.

In die zin is er dus wel degelijk een leven naar de dood, althans voor ons die nog leven. En persoonlijk heb ik meer sympathie voor mensen die hun besef van het onuitsprekelijke godsdienstig uiten dan voor mensen die doen alsof er geen raadsel bestaat.

Comments

Popular posts from this blog

Reflections on Yemeni culture

Hofstede and China: Limitations